top of page
Writer's pictureLegal Business World

Informatie ontsluiting in de rechtspraktijk


De meerwaarde van contentintegratie en kennistechnologie

Digitale juridische bronnen

In de afgelopen jaren is steeds meer juridische informatie ook in digitale vorm beschikbaar gekomen. Daarmee is ook het belang van deze, langs elektronische weg te raadplegen bronnen, steeds groter geworden.

Zowel voor praktijkjuristen als voor rechtswetenschappers en studenten vormen ‘juridische databanken’ feitelijk vaak al de primaire bron. Het gaat daarbij al lang niet meer alleen om wetgeving en jurisprudentie, ook een groot deel van de literatuur en vrijwel alle juridische tijdschriften kunnen online worden geraadpleegd. Er zijn tegenwoordig zelfs heel wat bronnen die uitsluitend in digitale vorm beschikbaar zijn en dat zullen er in de toekomst alleen maar meer worden[2]. Een voorbeeld daarvan, inmiddels onmisbaar voor vrijwel iedere jurist, is de jurisprudentie gepubliceerd op Rechtspraak.nl, de website van de Nederlandse Rechtspraak (ongeveer 15.000 nieuwe uitspraken per jaar).

Daarnaast zijn er steeds meer internetsites’ die juridische relevante nieuwsfeiten publiceren en samenvoegen (zoals Recht.nl) terwijl ook diverse juridische tijdschriften uitsluitend via internet worden gepubliceerd. Vertegenwoordigers van die laatste categorie zijn bijvoorbeeld het European Journal for Law and Technology (EJLT, www.ejlt.org) dat al sinds 1995 wordt uitgegeven door universiteiten in het Verenigd Koninkrijk en de Law Reviews die verschillende universiteiten inmiddels samenstellen en beschikbaar maken[3].

Ten slotte beschikken veel advocatenkantoren, naast bovengenoemde externe bronnen, tegenwoordig over collecties ‘eigen’ documenten – bijvoorbeeld ‘kennisdocumenten’ – die ook via het interne kantoornetwerk (intranet) geraadpleegd kunnen worden.

Ervan uitgaande dat op iedere juridische werkplek tegenwoordig een internetverbinding beschikbaar is, kan documentatie in digitale vorm direct vanachter het eigen bureau worden geraadpleegd, terwijl voor de papieren versie een gang naar de bibliotheek nodig is. Een ander voordeel is dat het zoeken in elektronische bronnen sneller en efficiënter kan zijn. Het is mogelijk om een arrest of artikel op te zoeken zonder dat de precieze locatie bekend is, door gebruik te maken van (combinaties van) zoektermen.

‘Eenduidige wijze van zoeken’

Een groot nadeel van de veelheid aan beschikbare digitale bronnen is echter dat deze niet op eenduidige wijze worden ontsloten. Zowel voor openbare als voor commerciële bronnen geldt dat de uitgevers elk hun eigen zoeksysteem en gebruikersinterface hanteren, terwijl interne documenten op nog weer een andere manier moeten worden benaderd. Het is daarom vaak nodig een zoekopdracht herhaaldelijk uit te voeren, telkens in een andere database, waarbij de wijze van formuleren ook nog eens verschilt. Alleen al om die reden is het begrijpelijk dat ‘contentintegratie’, waarbij via één centraal zoeksysteem verschillende relevante bronnen tegelijk worden ontsloten, momenteel sterk in de belangstelling staat, zowel in de rechtspraktijk als in andere sectoren.

Wanneer het er niet alleen om gaat de juiste bronnen te lokaliseren en te raadplegen, maar ook om de inhoud daarvan op een efficiënte manier over te dragen, aan cliënten of aan collega’s, kunnen daarnaast ‘kennissystemen’ een nuttige aanvulling vormen. Deze systemen maken het mogelijk om kennis gedoseerd, in overeenstemming met de behoeften en voorkennis van de gebruiker, beschikbaar te stellen. De werking van kennissystemen beperkt zich in het algemeen tot een specifiek domein (een bepaald rechtsgebied, of zelfs een enkele rechtsvraag daarbinnen). De inzet ervan dient daarom zorgvuldig overwogen te worden, maar kan onder de juiste omstandigheden unieke meerwaarde leveren.

Contentintegratie

Door middel van contentintegratie kunnen meerdere (digitale) bronnen, extern zowel als intern en commercieel zowel als openbaar, gezamenlijk worden doorzocht. De techniek is op zich niet nieuw; diverse uitgevers passen al geruime tijd vormen van contentintegratie toe om hun eigen databanken te bundelen en om deze tezamen via één zoekopdracht te kunnen raadplegen. Een voorbeeld hiervan is het juridisch ‘portaal’ van Kluwer (ook wel bekend onder de naam ‘Kluwer Navigator’). Ook Sdu biedt dergelijke databank‘bundels’ aan, bijvoorbeeld via het systeem ‘Opmaat’. Hoewel dergelijke portalen zeker hun nut hebben en in het verleden hebben bijgedragen aan het verlagen van de drempels voor gebruikers bij het raadplegen van al de afzonderlijke databanken, bieden ze in beginsel uitsluitend toegang tot de producten van één enkele uitgever. Ze bieden niet de mogelijkheid om via een enkele zoekopdracht databanken van verschillende uitgevers – of commerciële en openbare databanken – tegelijkertijd te raadplegen en resultaten daarvan te tonen in een geïntegreerde ‘trefferlijst’. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het gelijktijdig doorzoeken van externe databanken en interne bronnen, zoals kennisdocumenten.

‘Kantoren ontwikkelen eigen oplossingen’

Het ontbreken van deze mogelijkheden tot integratie van bronnen van verschillende uitgevers werd door veel juristen als een nadeel ervaren. Aangezien er aanvankelijk – we spreken nu over de periode rond de millenniumwisseling – geen kant en klare producten of mogelijkheden waren om hieraan tegemoet te komen gingen verscheidene grote advocatenkantoren ertoe over om zelf oplossingen te ontwikkelen. Zo legde in die tijd kantoren als Stibbe en Allen & Overy de basis voor informatiesystemen die alle externe en een groot aantal interne bronnen integreerden en die ook nu nog de basis vormen voor informatie- en kennisbeheer binnen deze kantoren. Ook andere kantoren ontwikkelden dergelijke toepassingen, hoewel dikwijls beperkter van opzet.

Sinds enkele jaren zijn er echter alternatieven beschikbaar. Verschillende bedrijven bieden systemen waarmee het mogelijk is om digitale bronnen van verschillende herkomst (openbaar of commercieel) geïntegreerd te doorzoeken, al dan niet samen met kantooreigen documenten. De bedrijven waar het binnen het Nederlandse taalgebied om gaat zijn Legal Intelligence en Rechtsorde. De oplossingen van deze bedrijven vertonen veel overeenkomsten, ze maken het voor een kantoor mogelijk dat alle bronnen worden doorzocht via een bedrijfseigen, specifiek internet‘portaal’. Dit biedt dan de mogelijkheid om op de gebruikelijke manier te zoeken door middel van trefwoorden, maar bevat daarnaast mogelijkheden om zoekresultaten verder te verfijnen. Deze mogelijkheden zijn speciaal ontworpen met het oog op de doorzochte juridische content. Zo kan worden gezocht op wetsartikel, rechterlijke instantie, datum van een rechterlijke uitspraak, dossiernummer van een Kamerstuk, etc.

Het verbeteren van de mogelijkheden voor zoeken en documentselectie vormt bij deze systemen, naast vanzelfsprekend de integratie van bronnen, een belangrijk voordeel. Het is tevens noodzakelijk, gezien het vaak zeer grote aantal documenten – al snel enkele miljoenen! – waar het hier om gaat. Daarnaast zijn mogelijkheden aanwezig om zoekresultaten op een gestructureerde manier te bewaren en om de gebruiker te attenderen op nieuw toegevoegde documenten over bepaalde onderwerpen. Al met al kunnen deze systemen een aanzienlijke meerwaarde opleveren boven het zoeken in afzonderlijke databanken. Dit zal hierna worden geïllustreerd aan de hand van één van de beschikbare contentintegratieproducten, namelijk dat van Rechtsorde.

Rechtsorde.nl

Rechtsorde.nl wordt gemaakt door het bedrijf Rechtsorde BV, een dochteronderneming van Sdu Uitgevers. Het bedrijf, dat sinds 2005 actief is, richtte zich aanvankelijk vooral op de ontsluiting van vrij toegankelijke, openbare juridische bronnen zoals de Nederlandse wetgeving, EU regelgeving, Nederlandse rechtspraak (zoals gepubliceerd via Rechtspraak.nl), officiële overheidsinformatie zoals Kamerstukken, het Staatsblad en dergelijke.

‘De toevoeging van commerciële bronnen’

Een logische volgende stap was het uitbreiden van het informatieaanbod met de voor juristen belangrijke commerciële bronnen van de juridische uitgevers, zoals de geannoteerde jurisprudentieverzamelingen, vakbladen en naslagwerken. Vanzelfsprekend was dit alleen mogelijk in nauwe samenwerking met de betreffende uitgevers. Tegelijk werd het systeem ook geschikt gemaakt voor het toevoegen van kantooreigen ‘interne informatie’. Rechtsorde.nl wordt op dit moment gebruikt door tienduizenden gebruikers bij honderden organisaties, waaronder naast advocatenkantoren ook universiteiten, bibliotheken en overheidsinstellingen. Via het systeem worden meer dan 1600 verschillende publicaties (websites, tijdschriften, naslagwerken, literatuur, etc.) ontsloten.

Interne informatie

Praktijkjuristen beperken zich bij hun werkzaamheden niet alleen tot externe (openbare en/of commerciële) bronnen. Ieder advocatenkantoor bouwt in de loop der jaren uitgebreide kennis en expertise op die voor een belangrijk deel zijn weerslag vindt in een verzameling documenten. Deze documenten worden tegenwoordig vrijwel steeds opgeslagen in digitale vorm. Een aantal (grotere) kantoren maakt hiervoor gebruik van zogenaamde Document Management Systems (DMS), die ervoor kunnen zorgen dat ieder document dat wordt aangemaakt, van een éénregelig e-mailbericht tot een contract van tweehonderd pagina’s, in een centrale database wordt opgeslagen. Gebruikelijk is ook om bepaalde subsets van de opgeslagen documenten afzonderlijk op te slaan als ‘kennisdocumenten’, ‘modellen’ etc. Wat ligt nu meer voor de hand dan om samen met de externe, ook deze interne informatie geïntegreerd te ontsluiten? Een advocaat kan dan via een enkele zoekopdracht putten uit alle (digitale) informatie die het kantoor ter beschikking heeft.

Hoewel veel gebruikers enthousiast zijn over de perspectieven die dit biedt, zijn er wel enkele aandachtspunten. Het voornaamste daarvan betreft de beveiliging van gegevens. Ieder kantoor is vanzelfsprekend bijzonder zuinig op de eigen informatie, die de gedurende een lange periode opgebouwde kennis van een groot aantal medewerkers kan omvatten. Het zonder voldoende voorzorgen beschikbaar stellen c.q. laten mee-integreren van interne documenten is daarom vanzelfsprekend geen optie. Voor dit probleem zijn in de loop van de tijd diverse oplossingen bedacht. Deze hebben gemeen, dat in ieder geval de documenten zelf het kantoor niet verlaten. Om ze toch vindbaar te maken via het contentintegratiesysteem wordt in sommige gevallen alleen lokale indexering toegepast, waarna de indexbestanden – al dan niet in versleutelde vorm – naar de centrale server worden overgebracht en zo onderdeel gaan uitmaken van de doorzoekbare collectie. Een andere mogelijkheid is om binnen de organisatie zelf een eigen zoekserver in te richten, die zorgt voor indexering van de lokale documenten en voor het doorzoeken daarvan. Die server voert dan iedere zoekopdracht van een gebruiker primair intern uit, maar zorgt er daarnaast voor dat deze opdracht ook aan de centrale server wordt doorgegeven, zodat ook alle openbare en uitgeverscontent ‘meegezocht’ wordt. Rechtsorde past in de meeste gevallen de laatstgenoemde methode toe, die in vaktermen ook wel ‘federated search’ wordt genoemd.

Het moge duidelijk zijn dat in beide gevallen wel enige eisen gesteld worden aan de ICT infrastructuur van een kantoor. Voorts is het natuurlijk zo dat de interne documentencollectie redelijk op orde moet zijn, om te voorkomen dat bijvoorbeeld verouderde of privacygevoelige informatie deel gaat uitmaken van de collectie die voor alle medewerkers beschikbaar is. Maar wanneer aan die vereisten wordt voldaan – bij de grotere kantoren is dit meestal al het geval – ontstaat met de implementatie van een dergelijk contentintegratiesysteem een buitengewoon krachtig, snel en tegelijkertijd gebruikersvriendelijk instrument voor het raadplegen en verwerken van juridische informatie.

Een nieuwe manier van zoeken

Contentintegratie leidt er dus toe dat grote hoeveelheden informatie worden samengebracht, afkomstig uit allerlei verschillende bronnen. Meer beschikbare informatie zou er in zijn algemeenheid toe moeten leiden dat de gebruiker daarin ook meer van zijn gading aantreft, maar dat is toch niet automatisch het geval.

‘Google versus relevante resultaten’

Het zoekgebied is groter van omvang en daarom worden hogere eisen gesteld aan de methode om daarin de relevante van de irrelevante informatie te scheiden. Net als bij een zoekmachine voor het internet, zoals Google, waar een zoekopdracht ook al snel duizenden treffers oplevert, gaat het erom dat die lijst zo veel mogelijk wordt ‘gefilterd’ en dat steeds de meest relevante treffers bovenaan komen te staan.

Ook in het geval van een juridisch contentintegratiesysteem is dus een krachtig en op de eisen van de praktijk toegesneden zoeksysteem noodzakelijk. Een systeem dat het mogelijk maakt precies de juiste informatie te selecteren. Anders ontstaat al snel het gevaar dat een gebruiker al tevreden is met een beperkte selectie uit het beschikbare materiaal, ook al is die relatief willekeurig (bijvoorbeeld: op basis van de aanwezigheid van een enkel trefwoord) gemaakt. Die selectie bevat immers toch al snel tientallen documenten, waarbij altijd wel enkele relevante. Dat intussen meer dan 90% van de aanwezige relevante documenten ontbreekt in de selectie (doordat deze toevallig het gebruikte trefwoord missen) realiseren de meeste gebruikers zich niet. Het zoeken met trefwoorden zelf wordt door de meeste gebruikers overigens nog steeds als een praktische en redelijk effectieve methode ervaren en vormt daarom bij de meeste zoeksystemen de basis van iedere zoekopdracht. De kwaliteit van de zoekopdracht kan echter vaak worden verbeterd door het toevoegen van extra selectiemethoden vooraf (bijvoorbeeld mogelijkheden om een bepaalde subset van de documenten te kiezen waarbinnen moet worden gezocht) of van mogelijkheden om zoekresultaten (achteraf) verder te verfijnen. Juridische contentintegratiesystemen bieden daarom onder andere mogelijkheden om vooraf een bepaalde bron te selecteren of om zoekresultaten te verfijnen op bijvoorbeeld de datum van het document, of op het type document waarnaar wordt gezocht. Dat betekent dat wanneer wordt gezocht naar jurisprudentie ook kan worden geselecteerd op zaak- of ECLInummer, terwijl bij tijdschriften kan worden gezocht naar artikelen van een bepaalde auteur of uit een bepaalde jaargang.

Al met al is het dus zeker niet zo dat contentintegratie alleen maar draait om het samenvoegen van zo veel mogelijk bronnen. Juist door dat samenvoegen ontstaat de noodzaak om ook het zoekmechanisme aan te passen, om ervoor te zorgen dat de gebruiker, ondanks de enorme hoeveelheid beschikbare informatie, toch in staat is daaruit zo snel mogelijk te selecteren wat voor hem relevant is.

Rangschikken van zoekresultaten

Naast de genoemde methoden om documenten zo effectief mogelijk te selecteren heeft een zoeksysteem nog een essentiële eigenschap. Om ervoor te zorgen dat, gegeven de door de gebruiker gehanteerde selectiemethode(n), de meest relevante documenten snel kunnen worden gevonden dient de ‘trefferlijst’ (de weergave van de gemaakte selectie) zo goed mogelijk te worden gesorteerd op (waarschijnlijke) relevantie. De rangorde van documenten kan daarbij tot stand komen op basis van bijvoorbeeld de mate waarin ze overeenstemmen met de zoekopdracht (documenten met de belangrijkste zoektermen bovenaan), de bron waaruit ze afkomstig zijn (documenten uit de meest gezaghebbende bron eerst) en de actualiteit (recente documenten vóór de wat oudere). Afgezien van deze rangschikking op basis van relevantie kan een gebruiker er meestal ook voor kiezen de documenten puur chronologisch te sorteren, wanneer dat op een bepaald moment beter uitkomt.

Dossiervorming en attendering

Bij het uitvoeren van bronnenonderzoek verdient ook de correcte opslag en verwerking van zoekresultaten bijzondere aandacht. Waar de meeste openbare en commerciële databanken niet veel verder gaan dan het aanbieden van een afdrukmogelijkheid (van een document of een trefferlijst) bieden contentintegratiesystemen vaak een veel uitgebreidere ‘dossierfunctie’. De gebruiker kan documenten of gedeelten daarvan bewaren en deze groeperen in elektronische dossiers. Gebruikers kunnen daaraan meestal ook eigen notities, netwerklinks en ander materiaal toevoegen. Elementen uit een dossier kunnen desgewenst worden geprint, gemaild of geëxporteerd, bijvoorbeeld in de vorm van een tekstverwerkingsbestand.

Een nuttige voorziening in contentintegratiesystemen vormt daarnaast de zogenaamde attenderingsfunctie. Het systeem houdt daarbij in de gaten of aan de bronnen die ermee worden ontsloten nieuwe informatie wordt toegevoegd die voor de gebruiker relevant zou kunnen zijn. Wanneer dat het geval is krijgt deze een seintje, bijvoorbeeld in de vorm van een e-mail bericht. Een gebruiker kan zelf aangeven waarop hij allemaal geattendeerd wil worden. Dat kan zijn op het verschijnen van een nieuwe aflevering van een bepaald tijdschrift, maar ook op het beschikbaar komen van nieuwe documenten (uit welke bron dan ook) die voldoen aan een bepaalde zoekopdracht. Omdat via het contentintegratiesysteem in principe alle informatie wordt ontsloten die voor de gebruiker relevant zou kunnen zijn kan de attendering efficiënt verlopen, bijvoorbeeld via een enkel e-mailbericht per week of per dag.

Kennissystemen

Onder een ‘kennissysteem’ wordt gewoonlijk verstaan een computerapplicatie die in staat is tot ‘redeneren’4. Dat redeneren vindt dan plaats onder gebruikmaking van ‘kennis’ waarover het systeem de beschikking heeft. Wat moeten we in dit verband precies verstaan onder kennis? In de meeste gevallen betreft dat samenhangende gegevens en informatie, bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsovereenkomstenrecht: wanneer dienen welke bedingen in een arbeidsovereenkomst opgenomen te worden? Het systeem is daarbij geheel en al afhankelijk van de kennis die er door de ontwerper in is opgeslagen.

Door deze kennis te gieten in een bepaalde vorm, bijvoorbeeld die van een serie zogenaamde ‘productieregels’ van het type ‘ALS [voorwaarde] DAN [conclusie]’, kan het systeem redeneren door voorwaarden te evalueren, en als ze waar blijken te zijn de bijbehorende conclusie trekken. Hoewel het daarbij lijkt alsof de computer geheel zelfstandig te werk gaat en autonoom tot een conclusie komt moet niet uit het oog worden verloren dat alle mogelijke (combinaties van) voorwaarden en conclusies van tevoren door de bouwer van het systeem moeten worden voorzien en geprogrammeerd. Ontstaat op enig moment een situatie waarin aan geen enkele van de aanwezige voorwaarden wordt voldaan dan kan het systeem geen conclusie trekken en dus niet verder redeneren; in feite een programmeerfout. Ondanks de aanwezigheid van (mogelijk zeer complexe en hoogwaardige) kennis is een kennissysteem dus in bepaalde opzichten niet slimmer dan welk ander computerprogramma dan ook. Het is niet in staat de kennis inhoudelijk te analyseren, alleen om ermee te redeneren volgens vastgestelde procedures.

Een kennissysteem is dus een computerprogramma waarin kennis in een bepaalde vorm (bijvoorbeeld die van productieregels) is opgeslagen. Het programma is dan in staat met die kennis te redeneren en uiteindelijk een conclusie te bereiken. Vaak zal tijdens het redeneerproces blijken dat bepaalde gegevens ontbreken. Deze kan het systeem dan opvragen bij de gebruiker. Door de vragen die het systeem stelt te beantwoorden voert de gebruiker in feite de gegevens met betrekking tot een bepaalde casus in. De conclusie die het programma uiteindelijk bereikt heeft dan betrekking op die casus. Het systeem kan daarbij – en in veel gevallen is dat de belangrijkste functie – bepaalde stukken produceren, zoals een brief, een dossierstuk of zelfs een complete set algemene voorwaarden bij een contract. De kennis in het systeem zal in principe moeten komen van een menselijke deskundige (de expert). Die ‘basis’kennis zal echter in veel gevallen niet zonder meer bruikbaar zijn. Stel bijvoorbeeld dat de juridisch expert een aantal situaties opsomt waarin een bepaald rechtsgevolg intreedt. Om dit onder te brengen in een kennissysteem dient dan te worden gezorgd dat

  • elk van de opgesomde situaties wordt beschreven in

  • de vorm van één of meer regels, zodat door het evalueren van de voorwaarden in die regels kan worden nagegaan of de situatie zich inderdaad voordoet (dit wordt wel ‘formaliseren’ genoemd);

  • het al dan niet intreden van het rechtsgevolg correct wordt ingepast in het systeem, zodat daarmee eventueel weer verder kan worden geredeneerd;

  • ook indien geen van de situaties zich voordoet (geen van de geconstrueerde regels van toepassing is) het systeem toch een conclusie trekt (bijvoorbeeld dat het rechtsgevolg niet zal intreden) en vervolgens verder kan redeneren.

Vooral die laatste mogelijkheid, waarin geen van de door de expert genoemde situaties zich voordoet, levert dikwijls problemen op. Want het is natuurlijk denkbaar dat de opsomming niet limitatief was en dat er toch nog een andere situatie denkbaar is waarin het rechtsgevolg intreedt. Voorzichtigheid bij het trekken van een negatieve conclusie is dus vereist, controle door de expert is dikwijls noodzakelijk.

Gebruik in de rechtspraktijk

Hoewel het vervaardigen van een kennissysteem dus arbeidsintensief kan zijn en betrokkenheid van een inhoudsdeskundige vereist, neemt de populariteit van deze systemen ook binnen de juridische sector de laatste tijd snel toe. Enerzijds komt dat doordat de software voor het maken van een niet complex systeem, de zogenaamde ‘ontwikkelomgeving’, tegenwoordig vaak erg gebruikersvriendelijk is waardoor ook inhoudsdeskundigen zonder veel computerkennis ermee uit de voeten kunnen. Daarnaast is het zo dat veel organisaties, bijvoorbeeld advocatenkantoren, tegenwoordig beschikken over een ICT infrastructuur die het mogelijk maakt om een ontwikkeld systeem eenvoudig en gericht ter beschikking te stellen aan (bepaalde) cliënten. Gedoeld wordt daarbij op de zogenaamde ‘cliëntportalen’, in feite websites waarmee een kantoor geselecteerde informatie exclusief ter beschikking kan stellen aan (bepaalde) relaties. Dat opent interessante mogelijkheden, bijvoorbeeld voor het aanbieden van ‘geautomatiseerde modellen’. Die maken het voor een cliënt mogelijk om zelf een ‘overeenkomst op maat’ van een bepaald type (zoals een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van vertrouwelijkheid of een eenvoudige overeenkomst van opdracht) te vervaardigen, gebruikmakend van de gespecialiseerde kennis van het kantoor maar zonder dat een advocaat daar direct bij betrokken behoeft te zijn. Toegang tot dergelijke geautomatiseerde modellen kan desgewenst worden verleend op een ‘fixed fee’ basis. Bij goede afstemming daarvan kan dit een mogelijkheid zijn die zowel voor het kantoor als de cliënt economisch aantrekkelijk is.

Combinaties

De voornaamste reden om in deze bijdrage over informatieontsluiting ook aandacht te besteden aan kennissystemen, is dat deze in toenemende mate gecombineerd worden met contentintegratie- of zoeksystemen.

‘Kennissystemen gecombineerd met contentintegratie’

Door middel van een kennissysteem kan bijvoorbeeld relatief eenvoudig een ‘intelligent frontend’ voor een contentintegratiesysteem worden gecreëerd, waarmee aan de hand van enkele gerichte vragen aan de gebruiker een voorselectie van te doorzoeken bronnen wordt gemaakt. Het zoeken kan dan vervolgens efficiënter verlopen; niet onbelangrijk gezien de snelheid waarmee de te doorzoeken bronnen in omvang toenemen.

Andersom kunnen ook contentintegratiesystemen een belangrijke bron vormen bij de opbouw, het gebruik en het onderhoud van kennissystemen. De eerste mogelijkheid ligt wellicht het meest voor de hand, door beschikbaarheid van zo veel mogelijk relevante bronnen is de auteur van een kennissysteem in staat om het systeem te voorzien van alle informatie die relevant is en van regels die up-to-date zijn. Bij de tweede optie kan gedacht worden aan een koppeling tussen een kennissysteem en een contentintegratiesysteem die actief is tijdens het gebruik. Kennissystemen bevatten namelijk, naast regels aan de hand waarvan conclusies getrokken kunnen worden, vrijwel altijd ook aanzienlijke hoeveelheden (achtergrond)informatie. Deze kan door de eindgebruiker worden ingezien op momenten dat van hem of haar input wordt gevraagd. Denk bijvoorbeeld aan een systeem met behulp waarvan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden opgesteld. In zo’n systeem zullen waarschijnlijk vragen voorkomen over eventuele eerder gesloten overeenkomsten tussen dezelfde werkgever en werknemer. Bij zulke vragen behoort een toelichting te staan over het aantal malen dat dit soort overeenkomsten gesloten c.q. verlengd kan worden, voordat een verplichte overeenkomst voor onbepaalde tijd volgt. Deze informatie, die gerelateerd is aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving, kan ‘live’ worden ontleend aan een gekoppeld contentintegratiesysteem, dat er desgewenst ook relevante commentaren en jurisprudentie bij kan leveren.

Nog interessanter is waarschijnlijk echter de mogelijkheid om het onderhoud aan een kennissysteem te faciliteren. Dat onderhoud vormt namelijk beslist een aandachtspunt, juist binnen het juridisch domein. Wetswijzigingen of nieuwe jurisprudentie kunnen aanpassing van één of meer regels noodzakelijk maken. Het probleem is echter dat het aantal regels groot kan zijn, waardoor de ‘auteur’ al snel het overzicht verliest en noodzakelijke updates niet worden doorgevoerd. Dergelijke onderhoudsproblemen kunnen de praktische inzetbaarheid van kennissystemen belemmeren en zijn er in het verleden regelmatig de oorzaak van geweest dat systemen buiten gebruik moesten worden gesteld of zelfs dat van inzet in de praktijk werd afgezien.

Een effectieve oplossing hiervoor kan zijn het ‘metadateren’ van de regels en informatie in een kennissysteem. Door (onzichtbaar voor de eindgebruiker) aan te geven met welke wetsartikelen een bepaalde regel samenhangt en welke bestaande jurisprudentie ervoor van belang is, kunnen in een gekoppeld contentintegratiesysteem zogenaamde attenderingen worden aangemaakt. Wordt één van de wetsartikelen in kwestie dan gewijzigd of verschijnt over het onderwerp nieuwe jurisprudentie, dan kan automatisch en nauwkeurig worden aangegeven welke aanpassingen in het kennissysteem dienen te worden doorgevoerd. Op die manier kan, effectiever dan tot nu toe mogelijk was, het juiste functioneren van een kennissysteem ook voor de toekomst worden gewaarborgd waardoor de inzetbaarheid verder wordt vergroot.

Samenvatting en conclusies

Digitale informatie is binnen de rechtspraktijk de afgelopen jaren een steeds belangrijker rol gaan spelen. De overvloed aan beschikbare bronnen, extern en eventueel ook intern, stelt echter steeds hogere eisen aan de technologie om daaruit precies de juiste documenten te selecteren. Integratie van bronnen vormt een noodzakelijke voorwaarde om dit zoekproces efficiënt te laten verlopen. Daarnaast is echter steeds geavanceerder zoektechnologie nodig, die niet alleen de gebruiker optimaal ondersteunt maar ook zo goed mogelijk aansluit op de vakinhoudelijke informatie die wordt ontsloten. De bediening dient daarbij zo eenvoudig mogelijk te blijven.

Contentintegratiesystemen kunnen daarin voorzien door de wijze van ontsluiten van informatie aan te passen aan de werkwijze en de behoeften van praktijkjuristen. Het zoekproces verloopt daardoor efficiënter, het aantal gevonden bronnen neemt toe. De meerwaarde die daardoor ontstaat kan van beslissende invloed zijn op de kwaliteit van de dienstverlening aan cliënten.

Kennissystemen werden in het verleden gezien als een fenomeen dat los stond van de primaire juridische informatiebronnen, geschikt om in te zetten binnen nauwkeurig afgegrensde domeinen voor zeer specifieke informatiebehoeften. Ze hadden de naam soms lastig te onderhouden te zijn, waardoor ze minder geschikt waren voor rechtsgebieden ‘in beweging’. Doordat deze systemen nu kunnen worden gekoppeld aan contentintegratiesystemen, waardoor ze verbonden kunnen worden met alle relevantie informatiebronnen, ontstaan nieuwe toepassingsmogelijkheden. Daarbij kan informatie op intelligentere manieren worden ontsloten en kunnen tegelijk oplossingen worden geboden voor eventuele onderhoudsproblemen. Dat kan onder andere door de onderdelen van kennissystemen te metadateren en op basis van deze metadata automatische attenderingen aan te maken.

Contentintegratie heeft binnen het juridisch domein de afgelopen jaren een stormachtige ontwikkeling

doorgemaakt. De mogelijkheid om de uitgebreide collectie bronnenmateriaal eindelijk effectief en efficiënt te kunnen gebruiken sprak vele juristen onmiddellijk aan en zal in de toekomst waarschijnlijk alleen nog maar populairder worden. De optie om, gekoppeld aan dat bronnenmateriaal, nu ook kennistechnologie in te kunnen zetten laat zien wat er mogelijk is op het gebied van intelligente, geïntegreerde informatieontsluiting en zal hieraan naar verwachting in de toekomst nog een extra impuls geven.

Mr Kees van Noortwijk is hoofddocent recht en technologie aan de Erasmus School of Law Rotterdam

Noten

  1. Kees van Noortwijk is hoofddocent Recht en Technologie aan de Erasmus School of Law, Rotterdam en is daarnaast als adviseur verbonden aan ! Rechtsorde BV te Den Haag.

  2. A.Meuwese en L van der Wees, ‘Naar een nieuwe juridische kennisinfrastructuur’, NJB 2012/42, nr. 2415.

  3. De Erasmus Universiteit geeft bijvoorbeeld de digitale Erasmus Law Review uit, beschikbaar via www.erasmuslawreview.nl

  4. Zie bijvoorbeeld H. Franken, H.W.K. Kaspersen en A.H. de Wild, ‘Informatietechnologie en AI voor juristen’, in Franken, H, H.WK. Kaspersen & A.H. de Wild, Recht en Computer, Deventer: Kluwer 2004, par. 15.2.2.

bottom of page