top of page
Writer's pictureLegal Business World

Kennis is macht?


Wat hebben recente wijzigingen in het materiële en formele recht, tezamen met de steeds grotere opmars van het internet, voor gevolgen voor de arbeidsrecht- praktijk? Eigenlijk kan ook de meer algemenere vraag worden gesteld: wat is in dit licht de toekomst van de advocatuur? Want wat voor het arbeidsrecht geldt, geldt in zekere zin ook voor de gehele advocatuur. De onderkant van het arbeidsrecht zal binnen afzienbare tijd worden geautomatiseerd, met dank aan de WWZ. Het concurrentiespeelveld zal hierdoor drastisch veranderen. Hoe speel je hierop in om de concurrentie voor te blijven?

WWZ

Op 1 januari 2015 is het eerste deel van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in werking getreden. Het gaat hierbij om de veranderingen die betrekking hebben op flexibele arbeidsrelaties, waaronder de regels omtrent het proef- tijdbeding, het concurrentiebeding en de aanzegtermijn. De maatregelen die zien op het ontslagrecht, de keten- bepaling van bepaalde tijd contracten en bepaalde onderdelen van de Werkloosheidswet (WW) treden per 1 juli 2015 in werking. De resterende gewijzigde onderdelen van de WW gaan per 1 januari 2016 in.

Digitalisering rechtspraak

Voor de digitalisering en modernisering van de recht- spraak is het wetsvoorstel ‘Vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht’ ingediend bij de Tweede Kamer1. Dit voorstel moet gerechtelijke procedures vereenvoudigen, versnellen en digitaliseren.

Het wetsvoorstel beoogt voor heel Nederland digitale zittingszalen in te richten. Ook wordt er een online por- taal ontwikkeld waar alle betrokken partijen (rechters, griffiers, procespartijen) digitaal informatie kunnen uitwisselen. Aan papieren dossiers komt een einde2.

Uiterlijk 2018 moeten alle professionele procespartijen digitaal procederen. Dit is onderdeel van het project KEI dat samen met het ministerie van V&J wordt uit- gevoerd. Digitaal procederen wordt stapsgewijs landelijk uitgerold tussen 2014 en 20183.

Voor het arbeidsrecht is de eKantonrechters procedure één van de eerste stappen in de digitalisering van de rechtspraak, welke procedure reeds vanaf 2013 mogelijk is, mits beide partijen het erover eens zijn dat zij het geschil aan de eKantonrechter willen voor- leggen4.

Kennis is macht

Het gezegde scientia potentia est (kennis is macht) komt uit de Meditationes Sacrae (1597) van Francis Bacon. Francis Bacon (1561 –1626) was een Engelse filosoof, staatsman en advocaat. Tot aan vandaag is Bacon invloedrijk, voornamelijk door zijn werken als filosofische advocaat en zijn wetenschappelijke (empirische) aanpak. ‘Kennis is macht’ heeft eeuwenlang opgeld gedaan.

‘Scientia potentia est’

Velen hebben hun macht kunnen laten gelden en geld kunnen verdienen dankzij dit adagium. Ook de advocatuur had jarenlang het alleenrecht op een groot gedeelte van juridische kennis en het gebruik hiervan. Als er een juridisch probleem was, ging je naar een advocaat, die het probleem doorzag, de juiste wet- ten en jurisprudentie ter beschikking had en als alleenheerser van het gerechtelijk proces de zaak voor zijn cliënt bepleitte. Soms met veel succes, soms met minder, maar altijd op gepaste afstand van zijn cliënt. De reden dat de advocatuur haar werk altijd op afstand van de cliënt heeft kunnen verrichten en daar altijd goed aan heeft kunnen verdienen, had te maken met de kennis. Kennis die niet voor anderen beschikbaar was (of slechts tegen een zeer forse betaling) en het door de wet gegeven procesmonopolie.

De ‘business case’ advocatuur heeft hier zeer van geprofiteerd helemaal indien de kennis en het procesmonopolie op de juiste wijze werden gecombineerd met het wettelijke verschoningsrecht, de geheimhoudings- plicht en het beroepsgeheim.

Internet is kennis

De advocatuur moet echter beseffen dat in de huidige tijd ‘kennis’ niet meer vanzelfsprekend ‘macht’ betekent.

Kennis is op het internet vrij beschikbaar. Elke wet en de belangrijkste jurisprudentie is met een druk op de kop beschikbaar. Dit tezamen met alle beschouwingen die advocaten, de wetenschap, studenten en allerhande dienstverleners vrij beschikbaar stellen. Cliënten hoeven voor juridische kennis niet meer naar de advocaat. En zelfs voor het toepassen van de kennis kan de cliënt op internet in veel gevallen zijn weg vinden.

‘Naast zzp’ers ook concurrentie van de search engines’

Advocaten doen er goed aan om te beseffen dat juridische kennis zich niet alleen maar bevindt bij hun klassieke concurrenten (met name andere advocaten, consultants, accountants, belastingadviseurs en verzekeraars), maar ook bij nieuwkomers als de zzp- advocaat en juridische softwarebedrijven5. Als één van de grootste ‘nieuwe’ concurrenten moeten echter gezien worden de steeds inventiever en intelligenter wordende ‘search engines’ zoals Google.

Onderschat de cliënt niet

Het is te makkelijk om te denken dat de cliënt juridische informatie niet kan begrijpen of niet kan ver- werken. Zeker cliënten die ervaren specialist zijn op hun eigen vakgebied, kunnen vaak prima juridische informatie verwerken; als ze er de tijd voor nemen. Het gaat hier dan in het algemeen over toepassing van wetten en/of standaardjurisprudentie tezamen met vrij verkrijgbare kennis van het internet. Om interessant te blijven, zal de advocatuur zich derhalve meer en meer moeten richten op specialistische toegevoegde waarde voor de cliënt. Het standaardwerk zal de cliënt steeds meer zelf kunnen gaan doen met behulp van het internet, of desnoods met speciaal daarvoor gebouwde software.

Met standaardwerk bedoel ik onder andere het opmaken van (arbeids)overeenkomsten, ontslagzaken en advisering over wet- en regelgeving (compliance). Ook het opmaken van personeelshandboeken en -reglementen valt hieronder. Houd er ook rekening mee dat wat veel advocaten thans niet zien als standaard- werk, door softwareontwikkelaars wel degelijk gestandaardiseerd wordt. Zo bestaan er bedrijven die overnamecontracten voor het bedrijfsleven door middel van gespecialiseerde software kunnen aanleveren; op hoog juridisch niveau.

Wat cliënten echter niet kunnen is de juridische kennis op een hoger niveau toepassen: onder andere bij uit- zonderingsituaties, het multidisciplinair toepassen van juridische kennis (bijvoorbeeld de grenzen van het arbeidsrecht en het ondernemingsrecht, of het arbeids- recht en de Wet op de loonbelasting), het strategisch toepassen van juridische kennis, het uitsluiten van alle risico’s (voor zoveel als mogelijk) en het procederen (zeker waar het hoger beroep en cassaties betreft).

‘Unique selling point van de advocatuur’

Hierin zit in de toekomst dan ook het ‘unique selling point’ van de advocatuur en niet in het standaardwerk. Blijft er voor de advocatuur genoeg over op het hogere niveau? Wel degelijk. Echter verdienen heel veel advocaten thans de bulk van hun geld met standaardwerk en is het werk op het hogere niveau ‘slechts’ het speerpunt, het specialisme of de eigen unique selling point. Ook op de grote kantoren wordt een groot deel van het geld binnen de arbeidsrechtpraktijk verdient met min of meer standaard simpel arbeidsrecht (soms alleen als bijvangst voor de stagiaires en beginnend medewerkers), aangeduid als de ‘bread and butter practice’.

Het nieuwe arbeidsrecht

Wanneer we in het licht van het bovenstaande kijken naar de WWZ, en dan met name naar het ontslagrecht dat per 1 juli 2015 in werking treedt, dan valt op dat heel weinig ruimte gelaten wordt voor eigen interpretatie van zowel advocaten, als de kantonrechters.

In tegenstelling tot de situatie van voor 1 juli 2015 wordt onder andere de transitievergoeding verplicht verpakt in een wettelijke formule waarvan de kanton- rechter slechts mag afwijken in gevallen van ernstige verwijtbaarheid6.

Werkgevers mogen ook niet meer zelf kiezen of ze werknemers via de kantonrechter of via het UWV ontslaan. Ontslag om bedrijfseconomische reden of na twee jaar ziekte moet via het UWV en ontslag om persoonlijke redenen (zoals disfunctioneren) moet door de kantonrechter worden beoordeeld; Met de invoering van het nieuwe ontslagstelsel (Wet Werk en Zekerheid) bepaalt de ontslaggrond de ontslagroute7.

‘Ontslaggronden’

Hierom kent de nieuwe wet acht, limitatief opgenomen, 'redelijke' ontslaggronden8:

  1. Verval arbeidsplaatsen – bedrijfseconomisch;

  2. Langdurig arbeidsongeschikt (>24 maanden);

  3. Frequent verzuim met onaanvaardbare gevolgen; d. Disfunctioneren;

  4. Verwijtbaar handelen of nalaten werknemer;

  5. Weigeren werk wegens gewetensbezwaar en aan- passing niet mogelijk;

  6. Verstoorde arbeidsrelatie;

  7. Andere omstandigheden dan a. tot en met g., die zodanig zijn dat voortzetting niet kan worden gevergd.

Uit de WWZ en de wetsgeschiedenis volgt dat iedere redelijke grond op zichzelf moet worden beschouwd en dat verschillende ontslaggronden niet 'opgeteld' mo- gen worden om zo samen als redelijke grond te kunnen gelden. Naast het bestaan van een redelijke grond zal – behalve in geval van ontslaggrond e. – bovendien alleen beëindigd kunnen worden indien herplaatsing in een andere passende functie niet mogelijk is. De 'rest- grond' h. is uitdrukkelijk geen ‘veegbepaling’; het moet gaan om andere omstandigheden dan die van ontslag- grond a. tot en met g. Als voorbeelden van omstandig- heden die vallen onder de h. grond zijn genoemd detentie van de werknemer of het ontbreken van een werk- of verblijfsvergunning. De h. grond is dan ook geen open norm en er kan alleen in specifieke omstandigheden een beroep op worden gedaan.

Onderkant arbeidsrecht kan worden verpakt in software

De wetgever hoopt met de invoering van de WWZ een eerlijker, goedkoper en sneller ontslagrecht te hebben gecreëerd. Of dit het geval is, zal moeten worden bezien. Echter juist deze standaardisatie van de wet (WWZ) zorgt ervoor dat deze voor een groot deel in- gepast kan worden in software. Naar mijn mening zal dat ook gaan gebeuren. De onderkant van het arbeids- recht zal dan ook binnen afzienbare tijd worden geautomatiseerd, met dank aan de WWZ.

‘Automatisering door standaardisatie van wetgeving’

Is dit interessant voor bedrijven anders dan de advocatuur (of de rechtsbijstandsverzekeraars)? Mijn antwoord is ja!

Indien bijvoorbeeld een bedrijf de meeste arbeidsrechtproblemen van een groot winkelbedrijf software- matig kan aanpakken, zal het winkelbedrijf goedkoper af zijn, dan voor al deze problemen een advocaat in te schakelen, die elke zaak ‘handmatig’ zal aanpakken. Tot zover niets nieuws.

Echter bij het softwarematig aanpakken, zal het betreffende bedrijf veel data van de cliënt ontvangen en dit invoeren. Deze data zal dan weer worden gebruikt om de arbeidsrechtproblemen op te lossen, maar geeft ook inzicht in vele andere aspecten van het winkelbedrijf: Als er meer ontslagen op staande voet plaatsvinden in bijvoorbeeld het filiaal in Amsterdam dan in het filiaal in Rotterdam en tevens het ziekteverzuim in Amsterdam hoger is, dan is er wellicht sprake van een managementprobleem in Amsterdam. Dit probleem kan dan worden gesignaleerd door het betreffende bedrijf dat met behulp van de eigen data een analyse kan maken hoe het probleem kan worden opgelost; bijvoorbeeld door het trainen en coachen van het zittende manage- ment in Amsterdam.

‘Commerciële mogelijkheden dankzij software’

Oftewel het softwarematig oplossen van eenvoudig arbeidsrecht schept grote commerciële mogelijkheden voor adviesbureaus en verzekeraars om andere dien- sten dan enkel de juridische dienst te kunnen verkopen.

Dit zijn andere diensten met een duidelijk toegevoegde waarde voor de cliënt. En dit soort mogelijkheden zullen de meeste advocatenkantoren niet kunnen benutten.

Hoe de digitale rechtspraak in dit plaatje past, zal moeten blijken, maar het lijkt er wel op dat procederen in arbeidsrechtzaken voor de concurrentie buiten de advocatuur hierdoor zeker niet moeilijker wordt. Deze concurrentie wordt nu al niet belemmerd door de verplichte procesvertegenwoordiging (arbeidsrechtzaken gaan in eerste instantie naar de kantonrechter en ook niet-advocaten mogen hier procederen) en kan in de nabije toekomst haar processen nog meer gaan standaardiseren; tot en met de gang naar de kantonrechter in eerste instantie.

De bovenkant van het arbeidsrecht

Wat overblijft voor de arbeidsrechtadvocatuur is derhalve de bovenkant van het arbeidsrecht, waar de juridische kennis op een hoger niveau moet worden toegepast.

Nu kan prima gesteld worden dat de bovenkant van het arbeidsrecht steeds ingewikkelder wordt, waardoor gespecialiseerde kennis op deze vlakken onontbeerlijk wordt. Ik denk hierbij aan de uitdijende civiele en fiscale regelgeving omtrent bestuurders, internationale arbeidsverhoudingen en overgang van onderneming.

Maar ook het collectieve arbeidsrecht zoals CAO-recht en medezeggenschap wordt steeds ingewikkelder. Echter wat er bij het arbeidsrecht aan de onderkant afgaat, zal niet in dezelfde orde van grootte aan de bovenkant erbij komen. Kortom, naar mijn mening wordt de hoeveelheid arbeidsrechtwerk in de nabije toekomst wel degelijk fors minder.

‘Minder werk in de nabije toekomst kan zorgen voor een toename van specialisten’

Kantoren die nu hun geld verdienen met standaardwerk in de arbeidsrechtpraktijk zullen daarom meer moeten gaan specialiseren. Overigens zullen veel arbeidsrecht- kantoren bij de invoering van de WWZ nog wel een toename van werk zien, omdat het bedrijfsleven nog moet wennen aan de nieuwe wetgeving en hulp nodig heeft bij een correcte implementatie op korte termijn. Wanneer de WWZ gemeengoed is geworden, zullen de gevolgen waarschijnlijk snel merkbaar worden.

Specialisatie en sectorfocus

De arbeidsrechtadvocatuur moet blijven specialiseren om interessant te blijven voor hun clientèle. Het is daarom niet voldoende om te melden dat de specialisatie van een kantoor of een sectie ‘arbeidsrecht’ is. ‘Arbeidsrecht’ wordt simpelweg te generiek.

Advocatenkantoren dienen na te denken over de wijze hoe hun arbeidsrechtdiensten zich onder- scheiden van die van de concurrent en dit op een correcte en geloofwaardige wijze te vermarkten. In hoofdlijnen kan het onderscheid verticaal en horizontaal worden gerealiseerd. Verticale onderscheiding is een verdergaande specialisatie op deelgebieden binnen het arbeidsrecht (bijvoorbeeld: over- gang van onderneming, bestuurders, CAO’s, internationaal arbeidsrecht, cassatie). Horizontale onderscheiding is het aanbrengen van een duidelijk focus op branches of sectoren (bijvoorbeeld: de zorg, de financiële sector, onderwijs).

Slechts door een specialisatie of sectorfocus toe te passen kunnen advocaten toegevoegde waarde creëren bij hun cliënten: diensten verlenen die cliënten niet zelf kunnen realiseren; kennis delen die cliënten zelf niet hebben en ook niet elders (buiten de advocatuur) kunnen inkopen. Indien dit wordt gecombineerd met het verschoningsrecht, de geheimhoudingsverplichting en het (beperkte) procesmonopolie blijft er een duidelijke hoge toegevoegde waarde aanwezig bij de dienstverlening van de arbeidsrechtadvocatuur. Alleen zal deze hoge toegevoegde waarde bij veel minder zaken gaan gelden dan voorheen.

Oftewel: arbeidsrechtadvocaten die zich voor- namelijk bezig houden met standaardwerk zullen, of hun tarieven naar beneden moeten bijstellen om tegenwicht te kunnen bieden aan de concurrentie, of moeten opschalen naar een specialisatie of sectorfocus binnen het arbeidsrecht.

Arbeidsrechtadvocaten die reeds een specialisatie of sectorfocus binnen het arbeidsrecht hebben, zullen zwaardere concurrentie ondervinden omdat veel van hun concullega ‘s ook naar boven toe zullen opschuiven.

‘Concurrentiespeelveld zal veranderen’

Conclusie

De huidige ontwikkelingen in het arbeidsrecht (met name de invoering van de WWZ) en de komende wijzigingen aangaande digitalisering en modernisering van de rechtspraak, zorgen ervoor dat, teza- men met het blijvend oprukkende internet, de onderkant van het arbeidsrecht binnen afzienbare tijd zal worden geautomatiseerd. Hierdoor zal het concurrentiespeelveld voor de arbeidsrechtadvocaat drastisch veranderen.

De arbeidsrechtadvocatuur wordt hierom gedwongen om een specialisatie of sectorfocus toe te passen. Enkel op deze wijze kunnen advocaten toegevoegde waarde creëren bij hun cliënten. Het is derhalve niet voldoende om te melden dat de specialisatie van een kantoor of een sectie ‘arbeids- recht’ is.

Kantoren die nu hun geld verdienen met standaard- werk in de arbeidsrechtpraktijk zullen moeten beseffen dat alleen kennis niet meer valt te verkopen. Hier zit eenvoudig weg geen toegevoegde waarde meer in.

Francis Bacon had het niet kunnen bevroeden. Zijn ‘kennis is macht’ heeft ook eeuwenlang standgehouden. Tot het internet volwassen begon te wor- den. Kennis is nu vrij beschikbaar en alleen het op hoger niveau toepassen van deze kennis zorgt voor meerwaarde. ‘Scientia potentia est.......Ad acta’

Alain Camonier is advocaat bij Pallas Advocaten te Amsterdam. Pallas is gespecialiseerd in internationaal arbeidsrecht.

Noten

  1. TK 34.059

  2. https://www.rechtspraak.nl/Recht-In-Nederland/ Modernisering-rechtspraak/Paginas/default.aspx

  3. https://www.rechtspraak.nl/Recht-In-Nederland/ Modernisering-rechtspraak/Digitale-toegang/Paginas/ default.aspx

  4. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/recht- spraak-en-geschiloplossing/vernieuwing-in-de-recht- spraak/programma-kwaliteit-en-innovatie-rechtspraak- kei

  5. ZZP-er rukt op in de topadvocatuur, Het Financieele Dagblad 15 april 2015

  6. Art. 7:673 BW (nieuw) WWZ

  7. Artt. 7:671a en 7:671b BW (nieuw) WWZ

  8. Art. 7:669 BW (nieuw) WWZ

bottom of page