Eén van de belangrijkste verschillen tussen het (Anglo-Amerikaanse) common law rechtssysteem en het (Europese) civil law rechtssysteem is dat in een common law-systeem de partijen als kemphanen tegenover elkaar staan en de rechter meer een soort scheidsrechter is en in het civil law-systeem de rechter (in vergelijking met zijn Anglo-Amerikaanse tegenhanger) een meer onderzoekende en interpreterende rol krijgt toebedeeld.
We hebben het hier al eens geconstateerd dat Anglo-Amerikaanse rechters zich (moeten) beperken tot een puur grammaticale interpretatie van “de wet”: je hebt het maar te doen met wat er staat. De Nederlandse civil law ‘redelijkheid en billijkheid’, ofwel reasonableness and fairness, spelen niet de rol die wij ze hebben toebedacht (lees hier nog eens). Een reden van het bestaan van de entire agreement clause in contracten onder Anglo-Amerikaans recht.
Je zou vermoeden dat er heel wat te zeggen is voor zo’n grammaticale interpretatie. Wellicht een een stuk beter dan “onze” interpreterende en haveltexende, rechters en een hoop arbitraire onduidelijkheid uit de weg ruimend. Maar helaas… Een uiterste consequentie namelijk is de volgende uitspraak van Lord Reed, een Schotse rechter en vanaf 1998 een lid van het Supreme Court of the United Kingdom. Lord Reed schrijft in Black-Cawson v Papierwerke (1975, hier verder te lezen):
‘We often say that we are looking for the intention of Parliament, but that is not quite accurate. We are seeking the meaning of the words which Parliament used. We are seeking not what Parliament meant but the true meaning of what they said.’
Oef… denk daar nog maar eens over na, zou ik zeggen.
Welke gevolgen kan dit bijvoorbeeld hebben? Neem de volgende (vaak geciteerde) zaak: Fisher v Bell [1961]: De eigenaar van een winkel had een stiletto in zijn etalage gelegd. Mét prijskaartje. Onder de Restriction of Offensive Weapons Act uit 1959 was het niet toegestaan om dergelijke voorwerpen te maken, te verkopen, of om die dingen te koop aan te bieden (to offer for sale).
De openbare aanklager bracht naar voren dat de winkelier het mes in de etalage had gelegd om een koper aan te trekken (attract a buyer). De winkelier bracht hier tegenin dat dit niet voldoende was om te gelden als een aanbod (an offer for sale). De rechters waren het hier mee eens: het etaleren van het mes was een uitnodiging om te verhandelen (an invitation to treat) en niet een aanbod te verkopen (an offer for sale).
De rechtbank was wel van mening dat het voor “leken” geen verschil maakt of etaleren van een stiletto in een etalage voorbijgangers uitnodigde om het ding te kopen of dat het een uitnodiging tot verhandelen was, en dat het onzin zou zijn te beweren dat de winkelier het ding niet te koop aanbod. Maar óók stelde de rechtbank dat de wet zei dat een uitstalling in een etalage een uitnodiging om handel te drijven betrof. De rechtbank wist verder zeker dat de Restriction of Offensive Weapons Act verbood wapens te koop aan te bieden of uit te stallen ter verkoop (mijn cursivering). Maar… de woorden “uit te stallen ter verkoop” ontbreken in deze Act, en daarom kón, volgens de letter van de wet, uitstalling in een etalage als invitation to treat beschouwd worden en derhalve overtrad de winkelier wet niet….
Kortom, je kan nu wel naar de “Geest van de Wet” willen handelen, maar als de “Letter van de Wet” in de weg zit (of in dit geval liever gezegd: het ontbreken van de Letter van de Wet), daarbij in de weg zit, dan schiet je er nog niks mee op… Misschien valt er toch wel iets te zeggen voor haviltexen? Hoe het ook zij: in ieder geval reden genoeg om extra op te letten als je je in Legal English uit wilt drukken.
(met dank aan deelnemers aan een recente Dutch Law in English-sessie bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn)