Net voor de vakantie behandelden wij hier de (vermeende) schrijfregels om nooit zinnen te beginnen met I, en om nooit zinnen te beginnen met een voegwoord (And…, But…, Because… etc.) (lees hier nog eens). Dit zijn sprookjesregels: regels die ooit eens door iets of iemand zijn verzonnen (zie onder) en daarna zo vaak zijn toegepast dat iedereen denkt dat dit de “standaardregel” is. Dergelijke zombie rules zorgen er echter wél voor dat veel mensen het moeilijk vinden om te schrijven.
Natuurlijk is het zo dat er in verschillende soorten teksten (e-mailberichten, formele correspondentie, contracten, dagvaardingen, etc. etc.) verschillende conventies gelden, maar “fout” in de zin van “niet-correct” is het minder vaak dan u denkt. Vandaag behandelen we nog eens vier van die taalsprookjes.
Gespleten infinitieven
Op de een of andere manier is er (óók, en vooral in het Nederlandse middelbare onderwijs) afgesproken dat er tussen to en het infinitief niets mag staan: bijv. He asked me to leave quietly ipv. He asked me to quietly leave, wat erg vaak “fout” gerekend wordt. Niets is echter minder waar. Bijwoorden dienen zo dicht mogelijk te staan bij de woorden waar ze op slaan. Koppig weigeren om infinitieven te splitsen kan vreemd en gekunsteld overkomen, en het kan zelfs tot ambiguïteiten leiden: He offered personally to guarantee the loan that the Clintons needed to buy their house maakt het onduidelijk of het aanbod of de garantie persoonlijk is… Als u nog steeds twijfelt: denk aan de mission statement van Captain Kirk en zijn Star Trek-bemanning: to boldly go where no man has gone before. Een prima zin, maar een gruwel voor de Taaltalibaan.
Zinnen eindigen met voorzetsels
Veel zombie rules (zoals hierboven) stammen uit de 17e eeuw toen het geschreven Engels serieus het geschreven Latijn begon te vervangen. Veel geleerden die zich in het Engels begonnen uit te drukken, vonden dat ze tenminste de Latijnse zinsstructuren moesten behouden. Vandaar die terughoudendheid om infinitieven te splitsen…, want dat kon niet in het Latijn. Een andere taalsprookje is toen ook ontstaan: geen zinnen laten eindigen met een voorzetsel. De dichter John Dryden bijv. vond dat, juist omdat dit in het Latijn niet mogelijk was, het ook niet elegant was in het Engels. Hij begon zijn eigen gedichten te herschrijven: zo werd the end he aimed at: the end at which he aimed etc. Sla al deze onzin in de wind. Ofwel: “The power of saying ‘people worth talking to’ instead of ‘people with whom it is worthwhile to talk’ is not one to be lightly surrendered.”
Wees niet bang voor de gerund
Een gerund is een werkwoord dat eindigt op –ing en als een zelfstandig naamwoord wordt gebruikt. Bijv. I like swimming of Smoking is bad for you. We hebben in het hier al een aantal keer over de gerund gehad (zie bijv. hier of hier), maar de taalpolitie valt vaak over een bezittelijk voornaamwoord in deze constructie; volgens “de regels” zou je namelijk eigenlijk (bijv.) my/our moeten gebruiken in He objected to my/our smoking in plaats van He objected to me/us smoking. Verreweg de meeste Engelstaligen zeggen echter het tweede (de me/us-optie), dus maakt u zich geen zorgen als u dat ook doet…. Officieel is het “fout”, maar als je het altijd “correct” gebruikt, kan het ook nogal overdreven en pompeus overkomen.
None sense
Een duidelijk teken dát de taalpolitie aanwezig is, is als u gezegd wordt dat het woord none een afkorting is van no one, en dat none dus altijd enkelvoud is. Maar de “regel” dat none altijd het enkelvoud is, is pure onzin. De meervoudsvorm is niet alleen acceptabel, maar klinkt ook vaak natuurlijker; no one/none of the current management team is good enough to… is natuurlijk correct. Alleen, als je zegt none of the current management team are good enough to… accentueert het gebruik van de meervoudsvorm are de incapabiliteit van alle afzonderlijke leden nóg meer.
Kortom, taalsprookjes te over. Het allerbelangrijkste is dat de schrijver zich blijft realiseren voor wie hij nu eigenlijk schrijft. Zo lang u dat in het achterhoofd blijft houden, eindigen sprookjes altijd met: “En zij leefden nog lang en gelukkig…”.