De begrippen fraude en compliance zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijkse leven. Iedere dag berichten diverse media over nieuwe incidenten, die het gevolg zijn van frauduleus handelen of niet-integer gedrag. Ethiek en dan vooral onethisch gedrag zijn steeds vaker onderwerp van discussie binnen bedrijven en organisaties. Ook het begrip ‘dilemma’s’ doemt steeds vaker op. Bedrijven en organisaties worden steeds vaker, meestal onder de druk van de publieke opinie, gedwongen afwegingen te maken tussen financiële doelstellingen enerzijds en belangen en maatschappelijke verwachtingen anderzijds.
Fraude komt overal in de wereld en op ieder niveau binnen samenlevingen voor. In veel landen maken in onze ogen frauduleuze of onethische gedragingen volledig deel uit van normaal zaken doen. Het is vaak dan ook niet meer dan normaal dat bijvoorbeeld ambtenaren moeten worden gefêteerd om een bepaalde opdracht binnen te halen. Ook wij worden iedere dag - bewust of onbewust - geconfronteerd met voorvallen die kunnen worden gelinkt aan fraude en compliance. Iedereen kan het slachtoffer worden van een fraudegeval, een poging tot omkoping of een andere vorm van onethisch handelen. Het is duidelijk dat frauduleus handelen niet alleen wordt gedaan door doorgewinterde criminelen. Bepaalde omstandigheden kunnen van iedereen een fraudeur maken.
Wat is nu eigenlijk fraude en hoe wordt iemand een fraudeur?
Fraude is een containerbegrip. Zeer veel uiteenlopende gedragingen kunnen onder het begrip fraude vallen. Er zijn dan ook meerdere definities van het begrip fraude in omloop. Een paar voorbeelden van definities zijn:
‘Een opzettelijke handeling door één of meer personen waarbij misleiding wordt gebruikt om een onrechtmatige of onwettig voordeel te behalen.’ (Anti Fraud policy)
‘Opzettelijke misleiding om onrechtmatig voordeel te verkrijgen.’ (OM Nederland)
‘A knowing misrepresentation of the truth or concealment of a material fact to induce another to act to his or her detriment.’ (Black’ Law Dictionary and ACFE)
Uit deze definities blijkt al dat fraude op vele manieren en door uiteenlopende partijen kan worden gepleegd en dat door de fraudeurs voordelen worden behaald ten koste van anderen. Opzet en misleiding zijn kernbegrippen binnen alle definities. Het woord fraude vinden wij niet terug in ons Wetboek van Strafrecht en Burgerlijk Wetboek. Een fraudegeval moet dan ook verbonden zijn aan de in het wetboek vermelde strafbare feiten, voordat het met succes aan de rechter kan worden voorgelegd. De meest voorkomende strafbare feiten die we aan het containerbegrip ‘fraude’ kunnen linken zijn: verduistering, valsheid in geschrifte, oplichting en bedrog, computervredebreuk en diefstal. Ten aanzien van corruptie en omkoping, witwassen en het financieren van terrorisme gelden aanvullende andere nationale en internationale wetten.
Interne Fraude
Zoals aangegeven kan fraude verschillende verschijningsvormen aannemen. Een grove splitsing zou kunnen bestaan uit een verdeling in interne en externe fraude. We beperken ons in dit artikel tot interne fraude. Hieronder kan worden verstaan: ‘Een opzettelijke handeling door één of meer personen binnen een organisatie of bedrijf waarbij misleiding wordt gebruikt om een onrechtmatig of onwettig voordeel te behalen’. Interne fraude wordt in de volksmond ook wel werknemersfraude genoemd. Deze vorm van fraude wordt dus gepleegd door werknemers en/of het management van een bedrijf of organisatie.
Interne fraude kent veel verschillende modus operandi, die afhangen van de positie die de fraudeur binnen een bedrijf bekleedt. Grofweg kan interne fraude in drie hoofdcategorieën worden onderverdeeld:
Corruptie (corruption)
Fraude met financiële verslaglegging (financial statement fraud)
Diefstal/verduistering van bezittingen (asset misappropriation)
Onderzoek door verschillende accountantskantoren (waaronder PwC en KPMG) naar de omvang van fraude wijst uit dat deze drie vormen wereldwijd het meest voorkomen en grote schade veroorzaken. Een van de organisaties die eens in de twee jaar een survey houdt onder haar leden is de Association of Certified Fraud Examiners (ACFE). Deze internationale beroepsvereniging is actief in 160 landen en heeft ruim 80.000 leden. De ACFE houdt zich intensief bezig met de bestrijding van fraude en ander onethisch gedrag. De aanpak bestaat uit het wereldwijd opleiden en trainen van personen, bedrijven en overheden. Actuele kennis over fraude en compliance is noodzakelijk om fraude effectief te kunnen bestrijden. Anti-fraude en compliance professionals kunnen zich na het behalen van examens laten registreren als Certified Fraud Examiner (CFE). De ACFE werkt nauw samen met instellingen die dezelfde doelen nastreven. Hierbij kan worden gedacht aan de grote accountancyfirma’s, maar ook overheden. De tweejaarlijkse survey die zij uitvoeren heet 'Report to the nations’. Het report van 2018 is gebaseerd op 2.690 echte zaken die betrekking hebben op aan het werk gerelateerde fraude, de zogenaamde ‘occupational fraud’.
‘Misbruik van bezittingen meest voorkomende vorm van fraude’
Uit de survey blijkt dit jaar dat misbruik van bezittingen (asset misappropriation) de meest voorkomende vorm van occupational fraud is. Enige voorbeelden van asset misappropriation zijn het onttrekken van kasgeld nog voordat het bedrag is geregistreerd, het claimen van vervalste of fictieve declaraties, diefstal uit een magazijn of iets zeer actueels als het lekken van bedrijfsgeheimen.
Financial statement fraud kwam het minst vaak voor, maar leidde wel tot hogere schade per incident. Bij deze vorm van fraude kan worden gedacht aan het opvoeren van fictieve opbrengsten, het verbergen van verplichtingen of uitgaven, of het overwaarderen van bezittingen op een balans.
Ook corruptiegevallen komen op grote schaal voor. Hierbij kan worden gedacht aan gevallen van omkoping, afpersing of belangenverstrengeling. De media berichten vaak over dit type fraude of onethisch gedrag. Het volledige Report to the Nations 2018 bevat veel meer informatie en is te downloaden op http://www.acfe.com/report-to-the-nations/2018/
Een belangrijke vraag die ook in deze survey ter sprake komt, heeft betrekking op wie en waarom iemand besluit om te gaan frauderen. Bij occupational fraud betreft het dan ook nog eens vaak het plegen van een fraude bij de eigen werkgever. Veel criminologen en psychologen hebben zich bezig gehouden met het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek naar de beweeg-redenen van een fraudeur. Een gangbare en wereldwijd geaccepteerde theorie over deze beweegredenen werd ontwikkeld en beschreven door Donald. R. Cressey (1919-1987). Cressey deed onderzoek naar de verleidingen die werknemers aanzetten tot fraude, waarbij hij zich aanvankelijk richtte op verduistering. De kern van verduistering draait om het toe-eigenen van goederen, zaken of geld van een ander die men rechtmatig onder zich heeft. Cressey’s onderzoek leidde tot de navolgende hypothese: ‘Trusted persons become trust violators when they conceive of themselves as having a financial problem which is non-shareable, are aware this problem can be secretly resolved by violation of the position of financial trust, and are able to apply to their own conduct in that situation verbalizations which enable them to adjust their conceptions of themselves as trusted persons with their conceptions of themselves as users of the entrusted funds or property’.[1]
Uit deze hypothese ontstond de ‘fraude-driehoek’:
Kans
Eén zijde van de driehoek heeft betrekking op de kans (perceived opportunity). Iemand moet de kans of gelegenheid hebben om onopgemerkt te handelen.
Druk
Een andere zijde beschrijft druk. Cressey beschrijft met name de financiële druk, die zo groot kan worden dat iemand besluit om de druk te verlichten door te gaan frauderen.
Rationalisatie
De laatste zijde van de driehoek heeft betrekking op rationalisatie. Iemand moet een reden hebben om het foutieve gedrag goed te praten.
De combinatie van deze drie onderdelen leidt volgens Cressey tot frauduleus handelen. Het wegnemen van deze elementen binnen een onderneming kan dan ook al worden beschouwd als een preventieve maatregel. In door mij gegeven trainingen stel ik deelnemers altijd de vraag of er een situatie kan ontstaan, die je doet besluiten om te gaan frauderen. Op een enkele uitzondering na wordt de vraag bevestigend beantwoord. Iedereen kan zich door een bepaalde omstandigheid genoodzaakt voelen om over de grens te gaan. Dat over de grens gaan betekent dus dat er voldaan is aan de drie onderdelen van de fraudedriehoek.
Deze drie elementen zijn ook van belang bij het inrichten van preventie- en detectiemaatregelen ter voorkoming van fraude. De drie onderdelen vormen ook de basis voor het vaststellen van zogenaamde ‘red flags’. Red flags zijn signalen of indicaties die kunnen wijzen op mogelijke fraude. Er circuleren binnen organisaties vele lijsten met red flags. Ook zijn deze red flags vaak geïmplementeerd in geautomatiseerde systemen. Deze red flags heten dan vaak ‘(key) controls’.
De aanwezigheid van lijsten met red flags en (key) controls is echter ruim onvoldoende om een organisatie te beschermen tegen fraude. Een goed anti-fraude- en compliancebeleid bestaat uit meerdere onderdelen. Het is echter een vaststaand feit dat de mens een belangrijke rol speelt bij de detectie van occupational fraud.
Uit het Report to the Nations blijkt dat 40% van de meldingen afkomstig was van tipgevers. Van deze tipgevers bleek ruim 50% werknemer. Een goede organisatie op het gebied van anti-fraude en compliance kan niet zonder werknemers die op een gezonde manier getraind zijn in het signaleren en rapporteren van fraude. Omdat fraude overal binnen een organisatie kan voorkomen, is het zinvol om deze werknemers op sleutelposities te positioneren. Zij fungeren dan als de oren en ogen van de organisatie en kunnen anderen actief ondersteunen bij het detecteren van incidenten. Samenwerking tussen diverse afdelingen en disciplines draagt ook bij aan betere detectie en preventie.
Certified Fraud Examiner
Om medewerkers binnen organisaties goed en efficiënt te trainen heeft de ACFE een breed scala aan opleidingen ontwikkeld. Zowel in een online omgeving als ook klassikaal en rekening houdend met verschillende kennisniveaus wordt praktische kennis over fraude en compliance bijgebracht. De bekendste opleiding leidt op tot de internationaal erkende titel Certified Fraud Examiner (CFE). Deze persoonscertificering is voorbehouden aan professionals die hebben voldaan aan de exameneisen van de ACFE. De CFE-certificering wordt internationaal erkend als de opleiding voor de anti-fraude- en compliance professional. Sinds 2 jaar worden de klassikale trainingen ook in België en Nederland gegeven. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het International Management Forum (IMF). Zij zijn geaccrediteerd sole supplier voor deze opleiding namens de ACFE in de Benelux.
Noot:
[1] Donald R. Cressey, Other People's Money (Montclair: Patterson Smith, 1973) p. 30.
Over de auteur
Robert Lamers is Head of partnership development Europe namens de Association of Certified Fraud Examiners (ACFE). Naast deze werkzaamheden verzorgt hij wereldwijd trainingen over de genoemde vakgebieden. Hij is verder Authorised Trainer voor de CFE Exam Review Course en eigenaar ROLAM Consultancy